Wie tijdens de Verhalenavond naar mijn verhaal heeft geluisterd, heeft mij horen vertellen over de terriër in mij.
De terriër die zich ergens in vast kan bijten en dan niet meer van loslaten weet. Die terriër heeft me in het verleden vaak uitgeput: ik moest en zou bewijzen dat ik toch nog wel wat kon.
Maar die terriër is ook mijn grootste kracht: ik kan doorgaan waar anderen opgeven. Zonder die terriër was mijn museum nooit ontstaan.
Maar de terriër heeft wel een baas nodig, die hem af en toe even kan stoppen. Zolang ik de baas ben over de terriër is er niets aan de hand. Maar o wee, als je de terriër vrij baan geeft! Ik heb de terriër ook nu nog nodig om door te gaan. De afgelopen week ontdekte ik dat ik toch nog meer dingen moet maken voor ik deel twee van het sprookje kan vertellen. Toen ik jaren geleden het verhaal van het bange vogeltje en de draak schreef, had ik nog niet bedacht dat ik het verhaal ging vertellen. Het vertellen ontstond pas later, doordat ik op het idee werd gebracht door iemand die ik ‘toevallig’ bij een cursus ontmoette.
Maar het vertellen vraagt iets anders dan alleen een verhaal voor in een boek. Het betekent concreet dat ik nieuwe ‘vogeljasjes’ moet maken, die gemakkelijk te verwisselen zijn. De terriër is er al meteen weer bovenop gesprongen. En ook de slak die een haas wil zijn probeerde zich ermee te bemoeien. Als ik hen hun gang laat gaan put dit me helemaal uit. Het is dus opnieuw tijd om zelf aan het roer te staan en de terriër en haas af en toe een beetje af te remmen.
Het is geen race tegen de klok, zoals de haas me wil doen geloven en de terriër moet af en toe ook even kunnen loslaten.
Er is een tijd voor alles, zo er staat geschreven in een oud en wijs boek. De vogeljasjes komen er wel, ook al duurt het misschien wel wat langer als ik er rustig de tijd voor neem om het op een ontspannen manier te doen.
Reactie plaatsen
Reacties